U bent hier
Oneerlijke concurrentie uit buitenland: genoeg gepraat, tijd voor actie

De werkgelegenheid in onze bouwsector lijdt al veel te lang onder de oneerlijke concurrentie van goedkope buitenlandse arbeidskrachten. “Tijd voor de bevoegde beleidsmakers, bij ons én in Europa, om de handen aan de ploeg te slaan”, vinden N-VA-Kamerleden Wouter Raskin en Zuhal Demir. Zij vragen om de negatieve gevolgen van gedetacheerde arbeid op onze eigen economie en welvaart eindelijk aan te pakken. Dat kan bijvoorbeeld door de socialezekerheidsbijdragen van buitenlandse werknemers voortaan te innen in het land waar zij aan de slag zijn.
Door het vrij verkeer van diensten kan een bedrijf, gevestigd in een EU-lidstaat, werknemers naar België sturen om hier arbeidsprestaties te verrichten. Die buitenlandse werknemers genieten daarbij van dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als hun Belgische collega’s. Dat heet het werklandprincipe. Voor de afdrachten voor de sociale zekerheid worden diezelfde werknemers echter belast op basis van de tarieven van het land van herkomst, ook bekend als het thuislandprincipe.
Oneerlijke concurrentie
“De oneerlijke concurrentie die we kennen is grotendeels het gevolg van de veel lagere sociale bijdragen die gedetacheerde werknemers afdragen aan hun land van herkomst”, verklaart Wouter Raskin. “Veelal zijn dat Oost-Europese landen, waar de inning van de verschuldigde bedragen ook niet altijd even correct verloopt.”
“In een resolutie over gedetacheerde werknemers, die voor het zomerreces door het parlement is aangenomen, pleiten we daarom ondubbelzinnig voor de uitbreiding van het werklandprincipe”, zegt Zuhal Demir. “Een brede meerderheid in het parlement is voorstander om de verschuldigde RSZ-bijdragen voor gedetacheerde werknemers in het werkland te innen en vervolgens door te storten naar het land van herkomst. Zo garandeer je dat de buitenlandse werknemers effectief sociale lasten betalen en daardoor hun sociale rechten opbouwen in het land van herkomst.”
Tijd voor actie
Beide N-VA-volksvertegenwoordigers beseffen dat dit een Europees probleem is dat je niet in je eentje en zonder overleg kunt aanpakken. Daarom roepen ze de bevoegde eurocommissaris Marianne Thyssen (CD&V) expliciet op om eindelijk concreet werk hiervan te maken. Ook vragen ze federaal minister van Werk Kris Peeters om daar bij zijn partijgenote op aan te dringen. Ten slotte vragen ze dat Bart Tommelein (Open Vld) als staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude een versnelling hoger zou schakelen in het overleg met de ons omringende landen, die met een gelijkaardig probleem kampen. Zo kunnen ze samen in belangrijke mate wegen op het debat dat hierover op Europees niveau dringend gevoerd moet worden. “Er is nu stilaan genoeg gepraat, het is tijd voor actie”, besluiten Raskin en Demir.